Een onafhankelijke blogger over de herontwikkeling van het Marineterrein heeft een artikel gepubliceerd waaruit blijkt dat de argumenten van Defensie om het Marineterrein aan te houden niet steekhoudend zijn. Hij concludeert dit mede op basis van de documenten die hij na vier maanden van Defensie heeft ontvangen na een verzoek in het kader van de Wet Openbaarheid van Bestuur (WOB).
Defensie noemt twee argumenten om het terrein toch in bezit te houden:
Defensie heeft het terrein nodig voor terrorismebestrijding
Defensie heeft het terrein nodig als aantrekkelijke wervingslocatie
Beide argumenten worden door Kamerleden en Amsterdamse raadsleden in twijfel getrokken. Minister Bijleveld wil echter geen verdere toelichting geven op haar argumenten voor het aanhouden van een kazerne in het centrum van Amsterdam. Ondanks een motie die door een meerderheid van de Tweede kamer wordt aangenomen waarin om meer informatie wordt verzocht, legt de minister tot op de dag van vandaag deze motie naast zich neer.
In 2017 zei de toenmalige minister van Defensie Klaas Dijkhoff dat er voldoende alternatieve locaties voor terrorismebestrijding (o.a. landingsplaats voor helicopters) zijn.
Een nota van de Hoofddirectie Beleid van het Ministerie van Defensie geeft enkele conclusies over de aanwezigheid van Defensie op het Marineterrein te Amsterdam.
De twee eerder genoemde argumenten van minister Bijleveld (openbare orde en wervingsmogelijkheden) komen duidelijk aan de orde en worden hierin van tafel geveegd. Citaat: “ Defensie heeft geen operationeel belang bij het behoud van een groter terreindeel dan vastgelegd in de Bestuursovereenkomst. Het na juli 2018 resterende defensieterrein is voldoende voor het Dienstencentrum Personeel en Logistiek (DCPL). Mocht het DCPL met het oog op extra wervingsinspanningen nog wat extra terrein nodig hebben, dan biedt de Bestuursovereenkomst hiervoor de mogelijkheid”.